Hoe lang nog zijn ze eropuit om met de dromen die ze elkaar vertellen Mijn volk Mijn naam te laten vergeten, zoals hun voorouders Mijn naam door Baäl zijn vergeten? Een profeet die droomt, vertelt niet meer dan een droom, maar wie Mijn woorden kent, geeft Mijn woorden betrouwbaar weer.
Wat heeft stro met graan gemeen? – spreekt de HEER. Is Mijn woord niet als een vuur, als een hamer die een rots verbrijzelt? – spreekt de HEER.
Ik zal ze straffen – spreekt de HEER -, Ik zal ze straffen, die profeten die elkaar napraten en steeds zo zelfverzekerd “spreekt de HEER” roepen; Ik zal ze straffen – spreekt de HEER -, die profeten die misleidende dromen profeteren en Mijn volk met hun leugens en aanmatigende praatjes bedriegen. Ik heb hen niet gezonden en ze zijn dit volk op geen enkele manier tot nut – spreekt de HEER.
En als een profeet, een priester of wie dan ook vraagt:
“Welke last geeft de HEER ons met Zijn woorden te dragen?” antwoord dan:
“Jullie zelf zijn die last, maar Ik zal jullie afwerpen – spreekt de HEER.” De profeet, priester of wie dan ook die het nog over een “last van de HEER” heeft straf Ik, samen met zijn hele familie. Vraag elkaar liever:
“Wat heeft de HEER geantwoord,” of:
“Wat heeft de HEER gezegd?” Spreek niet langer over een “last van de HEER”. Ieder zegt op last van Mij te spreken, maar daarmee verdraaien jullie de woorden van de levende God, de HEER van de hemelse machten, jullie God. Vraag een profeet liever wat de HEER geantwoord heeft, of wat Hij gezegd heeft. Dit zegt de HEER:
Als jullie toch over een “last van de HEER” spreken, terwijl Ik jullie heb verboden dat te doen, zal Ik jullie optillen en van me afwerpen, samen met de stad die Ik jullie en je voorouders gegeven heb. Ik breng eeuwige smaad en schande over jullie, die nooit zal worden vergeten.’